Hoofdstuk 6
Opleving
INHOUD

1
Introductie

2
Geboorte

3
Groei

4
Bloei

5
Verval

6
Opleving
Natuurfilosofie
- Excursie: Rousseau
De Alchemie
- Paracelsus
- Initiatie
Het nazisme

Emotionele zelfintegratie

7
Herstel

8
Epiloog

 

Natuurfilosofie

1. Vanaf het eerste begin der Westerse cultuur is er nagedacht over de relatie God, mens en het universum. Het was de uitkomst van de sakrale eenheid van de prehistorie, het vervolgens uitsplitsen van de hemelgod en de aardgodin in de periode erna naar het verstandelijk proberen te begrijpen van wat het verstand eerst uit elkaar gehaald had. De filosofie reflecteerde de existentiele situatie van de tijd, die van relatieve natuurverbondenheid tot en met de post-moderne vervreemding. Onvermijdelijk onderging „hemel en aarde" een steeds verdere verschraling. Het is aan ons daarin een Ommekeer teweeg te brengen. Het is ondoenlijk alle historisch-relevante personen en stromingen ook maar kort aan het woord te laten. Daarom heb ik een keuze moeten doen, om althans enigszins een indruk te kunnen geven.

2. De voor-Socratici beschouwden tegenstellingen als dag en nacht, materie en geest, ziel en lichaam als aanvullende tegenstellingen, voortkomend uit het Ene. Aristoteles neemt vervolgens een belangrijke positie in. In zijn „Fysika" bijvoorbeeld, wordt voor het eerst de doelmatigheid (teleologie) van de natuur benadrukt. („de eigenlijke grond der verschijnselen ligt in hun eindoorzaken"). Verder is de ziel de vorm van de stof, het lichaam. De eerste omvat de entelechie (vormkrachten) en is de beweger van het lichaam, dat het „werktuig (organon) van de ziel is. De begrippen „organisme" en „organisch" komen hier vandaan. Opmerkelijk ook is Aristoteles’ indeling van de natuur. Planten (voeding en voortplanting), dieren (zintuigelijke waarneming en gevoel) en mens (denken) zijn de verschillende trappen in de natuur. Het hogere kan niet zonder het lagere bestaan, dus omvat de mens zowel de plantaardige als de dierlijke ziel. God is de „onbewogen beweger", de zuivere vorm, de volstrekt volmaakte, de zuivere Geest. In contakt met de stof, ontstaat de beweging, de wereld der verschijnselen, die vanuit alle eeuwigheid „naast" de Oorzaak bestaat. Het Stoïcisme benadrukte het concrete universum als een organisch geheel, ontstaan uit het samengaan van hemel en aarde, dat uitmondde in het Alexandrijnse Hermetisme, waarin het Goddelijke gekend wordt door contemplatie van de wereld. Het Neo-platonisme, weliswaar uitsluitend geinteresseerd in de goddelijke emanaties, ziet de zintuigelijke wereld in ieder geval nog als de laatste ervan en stond er dus niet vijandig tegenover. Gnosticisme stond daarentegen afwijzend tegenover de wereld (hemel en aarde/licht en duisternis dualisme) als het gebied dat ons gevangen houdt en daardoor hindert in het opstijgen tot God. Het genie John Scotus Eriugena schreef vanuit Neo-platonische inspiratie zijn „Over de indeling van de natuur" dat hem tot „ketter" zou maken. God is voor hem onkenbaar, alle tegenstellingen overstijgend. Alles - goddelijke gedachten, oerbeelden en ideeen - komt uit God voort, van waaruit vervolgens de geschapen natuur, inclusief de mens voortkomt. Uiteindelijk keert alles in God terug. Zijn theorie over de expansie en contractie zou de latere Kabbala inspireren. De Arabieren benadrukten vervolgens een sterk mystieke versie van het universum, alleen te begrijpen door middel van de intuitie.

3. In de Middeleeuwen werd aanvankelijk teruggegrepen op het klassieke concept van het „organische geheel" en het gevoel van kosmische participatie. Het gaf aanleiding tot het uitwerken van talloze relaties tussen het zichtbare en het onzichtbare, het Goddelijke manifest in de natuur, de enige vorm van echt sakrale kunst in het Westen. Geinspireerd door hun stichter toonden onder andere de Franciscanen zich geinteresseerd in de natuur en wat ermee samenhangt. Vooral de Engelse bisschop Grosseteste kan als voorloper van de latere natuurwetenschappen worden gezien. Zijn theorieen over het licht waren een doorbraak. Hij stelde dat God eerst een „lichtpunt" had gecreeerd, dat zich vervolgens zo uitbreidde, dat daardoor het universum tot stand kwam. Roger Bacon beklemtoonde directe waarneming, ervaring en experiment in de natuur, (ook) als methode om te weten wat „daar-achter-is", in tegenstelling tot de scholastiek, waarin het uitsluitend om abstracte theorie ging. Ramon Lull, eind dertiende eeuw geboren op Mallorca, beweerde kennis te bezitten van de wet, die alle „niveau’s - van God tot en met de „laagste" trappen van de natuur - kon verklaren. De opleving van de Alchemie kan in drie stromingen worden ondergebracht. Die van de transmutatie van de metalen (in goud), de spirituele Alchemie waarin de omvorming van de individuele „ziel" in het Goddelijke werd nagestreefd met tot slot werken die de „natuur van de natuur" probeerden te verklaren. Nicolaas van Cusa moet in dit laatste verband genoemd worden. Hij benadrukt de „docta ignorantia", een wijze van intuitief schouwen, waardoor het mogelijk wordt kennis te verwerven. Voor hem is de werkelijkheid de Eenheid der tegenstellingen. In de Renaissance komt dan Paracelsus op het toneel (zie uitgebreider onder Alchemie).

4. Het centrale thema bij Paracelsus, namelijk dat „de natuur direct uit het Goddelijke voortkomt", werd als „spiritueel realisme" onder andere via Oetinger overgebracht op de Franse arts Mesmer, die de grondslag legde voor het populaire magnetisme van die tijd (18e eeuw). Frans naturalisme, de filosofie van Kant en de revival van Spinoza vormden de brug naar de natuurfilosofie in eigenlijke zin: die van de Duitse Romantiek. God werd eerder als „dynamische kracht" dan als statisch, bijvoorbeeld als „substantie" (Spinoza) opgevat. Een nieuwe geestdrift brak door. Tallozen, bijna allen Duitsers - Herder, Fichte, Schelling, Carus, Novalis, Goethe en Schiller - maakten deel uit van deze vroege beweging. Fysika en metafysica waren twee kanten van dezelfde medaille. In die zin was er sinds Paracelsus niet zo veel veranderd. De hartstocht ging uit naar kennis van zelf en wereld. Samen vormen zij een inwijding in „worden", hetgeen werd verstaan als persoonlijke ontwikkeling en groei. De Romantici hadden een sterk besef van de samenhang, de onderlinge afhankelijkheid der verschijnselen, iets waar de mens ook deel van uitmaakt. Aan de „basis" bevindt zich de ongedifferentieerde Chaos of Duisternis, van waaruit de complementaire tegendelen als vuur en water, mannelijk en vrouwelijk voortkomen, welke laatste vervolgens op een ander niveau weer bij elkaar komen. Geliefd was de voorstelling, dat licht gevangen is door „zwaarte" en op die manier zich van God verwijderde. Gelukkig was het omgekeerde echter ook mogelijk. Schiller’s „Ode an die Freude" is daarvan het hoogtepunt. Het verval zette zich in met Schopenhauer, die de tijdgeest goed had aangevoeld. Het was omtrent het midden van de 19e eeuw dat de natuur in toenemende mate als „wild", „vreemd" en als „het andere" werd ervaren, niet een plek voor mensen. „De natuurfilosofen waren de laatsten die zich op deze aarde thuisvoelden" (M.Eliade). Het eerste gevoel van vervreemding had zich geopenbaard, zonder dat dit in de eeuwen daarna terug te draaien bleek.

Excursie: Rousseau

5. „Almachtige God, bevrijdt ons van de verlichting onzer vaderen: voer ons terug tot de eenvoud, onschuld en armoede, de enige goederen die ons geluk bevorderen". Als laatste vertegenwoordiger van de „verlichting" is hij tegelijkertijd haar scherpste criticus. Hij ging aan de Romantiek vooraf, reden waarom ik hem hier alsnog aan het woord laat. De controverse tussen hem en Voltaire spreekt boekdelen. Immers, volgens Rousseau zijn uitingen van cultuur: kunsten, wetenschappen, rechtsgeleerdheid, filosofie geen tekenen van vooruitgang, maar van verval. Hij idealiseert daarbij de natuur als de „oorspronkelijke staat", een waarin de mensen tevreden, gezond en gelukkig zijn. De burgelijke maatschappij met het prive-bezit was de belangrijkste oorzaak voor het einde van de ideale toestand. Zo zegt hij: „Gij zijt verloren, indien gij vergeet dat de vruchten aan allen toebehoren en de aarde aan niemand" (slechts een stap voor het „Eigendom is diefstal" van Proudhon). Zijn antwoord hierop was het samenbundelen van gezamenlijke kracht van het volk, op basis van wederzijdse overeenkomst. Was het ontstaan van prive-eigendom het eerste onheil (het schiep rijken en armen), het tweede kwaad was de instelling van een overheid. Immers het schiep heersers en overheersten. Zo kon macht heel gemakkelijk in willekeur ontaarden, het derde kwaad. Deze grondgedachte, dat de mens van nature goed is, maar door de maatschappij wordt bedorven, legt een buitengewoon gewicht op de „juiste" opvoeding. Deze bestaat in het scheppen van de situatie waarin het goede zich optimaal kan ontwikkelen bij buitensluiting van alle negatieve maatschappelijke krachten die dit proces zouden kunnen verstoren. Met betrekking tot de religie staat het gevoel centraal. „Ik voel, dus Hij bestaat" had een uitspraak van Rousseau kunnen zijn. Hij ziet in God het „Wezen aller wezens" en „Ik ben omdat Gij Zijt". „Ik verhef mij tot Uw Oerbron" en „Het meest waardige gebruik van mijn rede is, haar voor U te vernederen". Later, in de romantiek waren Goethe, maar vooral Schiller, Kant en Nietzsche door Rousseau beinvloed.

De Alchemie

6. Sinds onheugelijke tijden wist de mens zich deel van de natuur. Het zich inpassen in „hemel en aarde" - de kosmische religie - was het doel van het leven. Met de Agrarische Revolutie kreeg de mens (vrouw) voor het eerst greep op de (bepaalde) natuurlijke processen. Terwijl onze zuster de vrouw „van nature" de cycli, de vruchtbaarheid en de procreatie deels aan het eigen lijf begreep, voelden onze broeders de mannen zich er principieel buiten staan. Dit gevoel van machteloosheid riep een „oerjaloezie" ten opzichte van de vrouw op. Het is de oorzaak van de vorming van de „mannengemeenschappen" en de „broederschappen" (later ook monnikengemeenschappen, vrijmetselaars en het leger). De koppen werden bij elkaar gestoken om het „vrouwengeheim" te stelen. In geheime rituelen en ceremonieen - voor vrouwen strikt verboden - werden vaak vrouwelijke functies nagebootst. Magische bezweringen dienen het opvullen van het gat van onzekerheid, onwetendheid en machteloosheid. Alleen gezamenlijk stonden de mannen sterk. Inpassen in de natuur, datgene waaraan de vrouw haar kracht ontleende, werd omgebogen in macht over en manipulatie van de natuur. Deze existentiële (mannelijke) situatie werd de motor achter de latere wetenschap en techniek. Het geheim van de geboorte, de duurzaamheid van het leven en het sterven (geboorte-leven-dood) werden de drie belangrijkste gebieden, waar de mannelijke geest zijn hoofd over brak. Het eerste werd getransformeerd in „de geboorte van de Geest", het tweede in „onsterfelijkheid" terwijl het sterven werd „geritualiseerd" in hetzij rituele ondergang (vegetatie-analogie-Dionysos-de cultuurheld), de voortzetting van de mysteriegodsdiensten, hetzij op geheel andere wijze...door de oorlog. Opvallend is, dat zowel in het oude China, het India der Yogi’s alsook in het Westen vergelijkbare ontwikkelingen aan te wijzen zijn. In het Westen (3e eeuw B.C.E.-3e eeuw C.E.) werd dit het eerst bekend onder de naam Hermetisme.

7. Een eerste onmiddellijke consequentie voor de huidige tijd kan hier reeds getrokken worden. Zolang de moderne mens niet (ook) deel wordt van de schepping, zal zijn obscessie deze te willen beheersen doorgaan. Alleen als je je weet in te voegen (in het grotere Geheel) komt de existentiele rust in je (terug). Het is de tegenstelling tussen „mystiek" - kennen door vereniging, overgave - en „magie": kennen door beheersing, manipulatie. Ook in dit aspect blijkt hoe belangrijk De Oorspronkelijke Traditie is. Zij dient in snel tempo de New Age-filosofie te vervangen, die immers niets anders is, dan de laatste variant in (vruchteloze) manipulatie en instrumentalisering van zelf en wereld. In de komende Ommekeer zal onze nieuwe mens - degenen die waarlijk geworteld zijn in Hemel en in aarde - de schokken van de „uiterlijke omstandigheden" moeten opvangen en de mensheid leiden (de grootste „introdus" aller tijden) naar een evenwichtige toekomst.

8. Hoe sterk de obscessie het vrouwelijke (ook „psyche" genoemd!) te willen doorgronden was, blijkt uit de beeldspraak van de vroege alchemisten. De Oermoeder, die in haar „oven" de erts-embryonen liet ontstaan, stond hierbij centraal. Zij verborg het duistere mysterie, de baarmoeder van alle omzettingen, in zich. Uitgaande van de archaïsche vegetatiemythen, projecteerden zij vervolgens geboorte, dood en „opstandig" (van het gewas) eerst op het mystieke goddelijke drama (Dionysos) en later op de materie-zelf. In de levende materie vonden overeenkomstige transformatieprocessen plaats als in de natuur. Ertsen en metalen werden als levende organismen beschouwd, die vergelijkbare levenslopen hadden. De minerale stoffen „lijden", „sterven" en „staan op". Zo hoopten de alchemisten greep op processen te krijgen, die hen anders ver te boven gingen. In de transformatie wordt het metaal omgevormd. Na zijn „opstanding" - net als bij de opgestane vegetatiegod - wordt het nieuwe, het goud, de steen der wijzen, het symbool der onsterfelijkheid geboren. De uiteindelijke volmaaktheid vooronderstelt een initiatie van ingewijden, te vergelijken met die van de archaïsche shamanen. Uiteindelijk werd de materiele transformatie het uitgangspunt voor vergelijkbare processen op geestelijk niveau. De „initiatie" had nu spirituele ambities gekregen: vrijheid, verlichting en onsterfelijkheid. De Graallegende neemt daarbij een unieke positie in. De reis van vegetatie-materie-geest was zo tot een voorlopige voltooiing gekomen. De moderne spiritueel-psychologische alchemie (C.G.Jung, E.Neumann, Karl Graf Dürckheim, M.Hippius), die van de geboorte van het nieuwe ik, de herintegratie van de persoonlijkheid en de theorieën over mikro- en de makrokosmos (zo binnen zo buiten, astrologie) zijn er direct uit voortgekomen.

Paracelsus

9. „Je moet het wonderbaarlijke van God door middel van de natuur leren begrijpen". Deze uitspraak staat centraal in het leven van dit geniaal „warhoofd". Warhoofd, omdat hij weinig systematiek in zijn werk vertoont en de dingen die in zijn hoofd opkomen willekeurig opschrijft. Toch heeft deze beroemde arts uit de Renaissance een enorm werk achtergelaten, dat lange tijd na hem nog ongelooflijk veel invloed zou hebben. Zijn universeel „systeem" formuleert hij als drie lagen: het goddelijk Licht, de „tussenwereld" en de natuur. Aan het eerste heeft de mens deel via zijn onsterfelijke geest, de realisatie waarvan geschiedt in het mystieke opgaan, van het laatste maakt hij via zijn lichaam deel uit. De tussenwereld is het niveau van astronomie en astrologie. Alles in deze drie sferen beantwoordt aan de wet van de analogie. Inzicht kan alleen onstaan als wij die overeenkomsten - tussen de metalen, de planten, de sterren, de planeten, het menselijk lichaam - kunnen ontcijferen. Mikro-kosmos is makro-kosmos. Vooral later, twee generaties na zijn dood, verspreidden zijn ideeën zich door Europa. Er vormde zich een groep volgelingen, die het „sakrale" karakter van het werk van hun meester wisten vast te houden. De wereld bleef een organisch geheel, waarin de verschijnselen God’s manifestaties waren, een „heilige fysika". Deze leerlingen benadrukten niet zozeer het statische aspect van de Gods-natuur, maar veeleer „haar fysiologie", de uitdrukking Gods in de dynamiek. Een belangrijke stroming werd die, die later theosophie genoemd zou worden. Jacob Boehme is daarvan een belangrijke vertegenwoordiger. Ook hij (vanuit zijn Zelfrealisatie) benadrukte de godskennis door het bestuderen van de natuur. Immers „Hij is in de natuur aanwezig en neemt er op duizendvoudige wijze aan deel".

Initiatie14

10.
ik, de incarnatie van Parzival
hoeder van de Eeuwige Graal
ridder die zelfs met God’s hulp
zijn sporen nog lang niet heeft verdiend
oneindig bevoorrecht
hoor wat ik jullie te vertellen heb
in nederigheid en na ruim twintig jaren
openbaar ik wat mij was toevertrouwd
aan iedereen die oren heeft
om te horen

11.
nu de crisis van de mensheid
zijn kookpunt nadert
niets kan mij er nu nog van weerhouden
jullie allen deelgenoot te maken
van wat mij slechts overkwam
niet eerder was Het mij zo genadig
dat Het mij Zijn volle Inzicht schonk
nu zich alles echter tot een punt verdicht
kan ook de bevrijdende Boodschap
niet uitblijven

Koor

onthoudt ons niets
van wat Gij ons zeggen wilt
zeg het, zeg het toch

12.
verheft dan eerst de harten
zonder achterlating van de zwaarte
zal de trilling nooit in werking treden
keer terug tot je
oorspronkelijk gevoel
verwonderend en met grote ogen
kijkend in je weet niet wat
zie wat je ziet en hoor wat je hoort
de helderheid
doet al je projecties oplossen

13.
ook na al die lange jaren
als nonchalante behoeder van het geheim
waarlijk een goddelijk Visioen
weet ik niet of Ik mijzelf kan geloven
eerder een godsnar dan een Gezondene
staat hier voor jullie
wie ben ik dat ik hier spreken kan
en uit Wiens Naam
het enige wat ik weet
dat ik Het niet meer voor mij houden mag

Koor
wij nemen het aan
wat het ook voor ons betekent
aarzel dus niet langer

14.
goed dan...
het Licht heeft zich door mij
aan jullie meegedeeld
zet je dus om mij heen en luister
het is de boodschap van de Eeuwigheid
voor deze tijd
het ingrijpen God’s in de voortgang
van de mensheid
in diepe huiver heb ik het aanschouwd in
helderheid voor mij en in tranen

15.
jullie weten toch van de Graal
hoe ooit Parzival hem mocht aanschouwen
de beloning voor een moedig leven
waarin hij opdracht noch strijd verloochende
hoe hij elke keer opnieuw
zich met zichzelf geconfronteerd zag
wist je echter ook van het misbruik van daarna
de jacht op de steen der wijzen
de beker der begeerte
in de handen van onwetenden

Koor
ga verder
wij dorsten naar de Waarheid
wij vertrouwen je

16.
zelden zag ik tevoren ooit zo’n puurheid
het verhevene
op zulk een natuurlijke wijze aanschouwd
het indrukwekkende van de bovennatuurlijke
eenvoud zo als toen op die middag
het Onzienlijke dat Zich kenbaar maakte
bracht alles in verhoogde staat van aandacht
daarbinnen kon het nu gebeuren
vanuit het Zijn
kon het nu ontstaan

17.
de eerste opdracht nu voor deze tijd
is het verwerkelijken van het Midden
de overstap uit de onwetendheid
naar bewust-zijn
niet Verlichting is hier bedoeld maar
dat wat het St. Janskruid vertegenwoordigt
het tweevoudig geworteld-zijn in hemel en in aarde
en de organische groei
die daar spontaan uit voortkomt
de geboorte van de oorspronkelijke mens

Koor
wij zijn ziek en
dorsten naar genezing
leidt ons naar de Bron

18.
ieder mens, ja al wat is
is zonder uitzondering ingebed in het Geheel
God en de natuur zijn daarbij twee
keerzijden van Hetzelfde
je geest en je lichaam hebben ieder op de eigen wijze
deel aan deze tweevoudige Werkelijkheid
waarlijk je bent God op minischaal
je Bent Waarvanuit je bent
in plaats van iets te zoeken keer
dus steeds terug naar je uitgangspunt

Koor
wij voelen wat je zegt
ons is het een bevrijding
hoe nu voort te gaan?

19.
met de geboorte van het nieuwe ik
is het overzicht ontstaan
door er achter te komen zie je
wat je voor je hebt
dat wat je gisteren nog overheerste
blijkt nu je funktionaliteit te zijn
orde in de chaos, structuur en balans aanbrengen
dat wat de Joodse menoorha verbeeldt
je leven een soliede basis geven
het onmisbare platform voor toekomstige inzet

20.
het leven als speeltuin van de Ernst
de alchemie van de Bron doet hier wonderen
hoe kunnen tegenstellingen worden overbrugd
zonder een aanwezige Derde
wie is Het die onverwerkte angst
liefdevol kan toelaten en omarmen
wie is zo sterk dat Hij zonder schade vriendschap
met de tegenstrever sluiten kan
heus, heb je ooit de eerste stap gezet
ligt heelwording zeker binnen je bereik

Koor
is dit nu het leven
houdt hier de boodschap op
spreek verder tot ons

21.
voor jullie aangezicht
schroom ik wetende omtrent mijzelf
suggereer ik immers niet
een gevorderde op de Weg te zijn
lang was en is voor mij het vallen en het opstaan
de aarzeling, de terughoudendheid en de zelfzucht
een leidsman in de liefde ben ook ik nog niet
toch moet ik ervan spreken
aangezien de zin van dit alles
hier zijn hoogepunt beleeft

22.
de onverbiddellijke volgorde
een logica die hier nu duidelijk wordt
is die van inzicht, kracht en liefde
als parallellen van geboorte, leven en de dood
de een kan zich hier niet voor de ander schuiven
elke fase dient te worden afgerond
alvorens je een nieuw terrein betreden mag
de snellen wordt een halt toegeroepen
terwijl de tragen worden aangespoord
zo zegt de gids voor de ontwortelden

Koor
kom onthul de laatste fase
zodat wij weten
en nooit zullen aflaten

23.
het Visioen toont hier
de essentie van de Graal
de Beker die zich ononderbroken uitschenkt
zijn eigen bloed als levenssap
alles en iedereen om zich heen bevruchtend
totaal en zonder voorbehoud
de bekroning van al dat eraan vooraf ging
stralend in zijn onvoorwaardelijke liefde
zijn verworvenheden prijsgevend
in het sterven en opnieuw geboren worden

24.
iedereen is een Parzival
het Visioen was er niet voor mij persoonlijk
besef je Weg als heilsbrenger
je geboorte, het leven en de dood in dit leven
terwille van al-wat-leeft
vernieuw, bouw op en breek af
alles volgens de uiteindelijke bedoeling
kom nu mijn broeders en mijn zusters
en laat je allen inwijden
schaar je onder de banier van de Eeuwige Graal

Het nazisme

25. De kern van het nazisme is het dualisme. Voor de nazi's bestaat de kosmos uit twee elkaar bestrijdende kampen: licht en duisternis. Terwijl zij zichzelf met het licht identificeren, worden de Joden als vertegenwoordigers van de duisternis, de degeneratie en het verval gezien. Volgens deze logica moet alles worden gedaan om het eigen ras, het bloed "rein" te houden, terwijl het "onzuivere" ras moet worden vernietigd. De Ariër wordt de hemel in geprezen en de Jood tot de hel verdoemd. Alles wordt gedaan om de eigen cultuur, de gemeenschap te verheerlijken, te cultiveren, te ontwikkelen, terwijl tegelijkertijd de jacht op de "onmensen" wordt ingezet. Het nazisme is daarom een noodlottig samengaan van buitengewone cultuurbevestiging (althans in de propaganda) en vitaliteit aan de ene kant en duistere vernietiging aan de andere. Terwijl het leed der Joden nooit in menselijke maat gemeten kan worden, werd ook de Duitse "ziel" beschadigd. Immers, het gros der mensen had zich enthousiast en zonder terughouding met de "lichtzijde" geidentificeerd. Weinigen waren zich in de beginjaren dan ook van de onderliggende kwaadaardigheid bewust. Deze bestond o.a. daarin, dat een aantal goedklinkende principes voor misdadige doeleinden werd aangewend. Deze waren de Goddelijke Voorzienigheid ("Hemel"), de "Volksgemeenschap" en "Bloed en Bodem".

26. In tegenstelling tot het communisme (en zelfs het italiaanse fascisme) was het nazidom geen atheistische beweging. Integendeel, religieuze emoties stonden hooggenoteerd. Adolf Hitler drukte zich persoonlijk voortdurend in religieuze categorieën uit. Men zou zelfs kunnen stellen, dat de nazibeweging op occult-religieuze grondslag rustte. Ook de rassenleer stoelde erop. Zo beschouwde A.Rosenberg - de partij-ideoloog - de Ariërs als afstammelingen van het mythische Atlantis, die reeds in oeroude tijden met donkerharige "untermenschen" een "strijd op leven en dood" voerden. Een strijd die met behulp van het Goddelijke uiteindelijk in een overwinning voor de eersten zou uitmonden. Onmiskenbaar is erin te beluisteren, dat men zich als het uitverkoren volk beschouwde met de taak de wereld te onderwerpen. "Am deutschen Wesen soll die Welt genesen" was reeds een gezegde van vóór de Hitlertijd. De Duitsers beschouwden zich als dragers van een hogere cultuur. Hetgeen betekende dat de "Voorzienigheid" niet het universeel-Goddelijke is, met alle mensen - zonder uitzondering - als "zijn kinderen" (en niet alleen mensen), maar dat God en de Duitse natie een uniek verbond met elkaar waren aangegaan. God was een arische god met de Führer als zijn boodschapper op aarde. Deze verloedering van het godsbegrip had zijn concrete uitwerking in de germanisering van de Duitse kerken, met name in de Duitse Reichskirche.

27. De tweede ontaarding was met betrekking tot het begrip "Volksgemeenschap". Tegen het licht van de steeds verder oprukkende individualisering, het eigenbelang en de culturele neergang, was de introductie ervan - net als dat van de Voorzienigheid - op zichzelf iets wat tegemoetkwam aan een authentieke behoefte. De mensen voelden zich bevestigd in wat zij zelf al hadden vastgesteld: namelijk dat de gemeenschap dringend toe was aan een opwaardering. De nazi's speelden daar handig op in, door op alle mogelijke wijzen de "gemeenschap" en alles wat ermee te maken had in het zonnetje te zetten. De resultaten waren ernaar. In een paar jaar ("Gebt mir vier Jahre") was de werkeloosheid opgeheven (wel met gigantische staatsschulden, maar daar werd niet over gepraat), het vertrouwen en zelfbewustzijn van de mensen hersteld, een sociaal verzekeringsstelsel op poten gezet, de economie draaide op volle toeren, culturele (politieke) manifestaties versterkten de nationale identiteit, terwijl een schier oneindige scala gemeenschapsactiviteiten ontwikkeld was. De Hitlerjeugd was bij de meerderheid geliefd, de arbeiders gingen op verre vacantiereizen ("Kraft durch Freude") en de zwakkeren werden massaal gesteund (De "Nationalsozialistischer Volkswohlfahrt" ontwikkelde zich binnen een paar jaar met ca. 8 miljoen leden tot de grootste welzijnsorganisatie ter wereld). Dit alles in een mate, dat er ook in het buitenland toenemend bewonderaars waren van de NS maatschappij. Het misdadige was echter, dat dit alles uiteindelijk in dienst moest komen te staan van toekomstige oorlogsinspanningen. "Volksgemeenschap" als productie- en thuisfront dus. Wat een positieve inpuls leek, bleek in feite misbruik van volksvertrouwen te zijn.

Guo-jia - land en familie - is de kern van het chinese
maatschappelijk denken

28. Met "Blut und Boden" ging het overeenkomstig. Met de band met de aarde en de voorouders is op zichzelf niets mis, het is het fundament van vele culturen overal ter wereld. Denk aan China bijvoorbeeld waar eerbied voor de voorouders nog steeds vooropstaat. Of de Indianen van Noordamerika voor wie de band met de grond heilig is. Op zichzelf dus waarden, die het grootste respect verdienen. Ook hier weer verstonden de nazi's het, iets wat in principe vertrouwen inboezemt voor misdadige doeleiden te misbruiken. De slogan zelf was ontworpen door Walther Darré, minister van landbouw in het nazi-regiem. Hij was een specialist in dierfokmethoden. Citaat: "Voor ons Duitsers kan er maar één doel zijn om na te streven, namelijk: iedere beschikbare methode moet worden aangewend om het creatieve bloed in het lichaam van ons volk, het bloed van mensen van het Noordelijke Ras, te bewaren en te bevorderen, omdat het bewaren en ontwikkelen van ons Duits-zijn ervan afhangt". Bloed was synoniem met Ariër, het toebehoren tot het superras. Dit "bloed" moest dus beschermd worden tegen het "bloed" van minderwaardige rassen: Joden, Zigeuners, Slaven. Vermenging met "onzuiver bloed" was een gruwel, een hoofdmisdaad waar strenge (doods)straffen op stonden. "Boden", de tweede component van de "magische formule" stond dus voor de band met de aarde. Duitse aarde wel te verstaan. Deze werd - in tegenstelling tot andere "Bodens" - verheerlijkt als de onsterfelijke Duitse Heimat. De boeren kregen daarbij een bijzondere status toebedeeld, zij waren de uitverkorenen van de uitverkorenen. Dat ook zij slechts pionnen - voedselproducenten - in de oorlogsvoorbereidingen waren, drong maar tot weinigen door.       

29. Naast de hoofdmisdaden van het nazisme: de vervolging en vernietiging van de Joden, Zigeuners, Homo's en tegenstanders van het regiem, de miljoenen slachtoffers van oorlogshandelingen, bestaat de "nevenmisdaad" uit het feit, dat wat in dit boek het hoofdmotief is: de mens geworteld in "Hemel" en aarde - hetgeen de existentiële grond van het bestaan is - op drievoudige wijze is misbruikt. En wel op een dermate grondige manier, dat zij tot op de dag van vandaag wantrouwend worden bekeken. Het tragische hierbij is, dat juist nu, tegen het licht van de globale crisis, het deze waarden zijn, die ons uit de afgrond moeten halen. De innerlijke tegenstellingen van de Westerse cultuur blijken in een halve eeuw niet veranderd. Sterker nog: de ontworteling, het afgesneden zijn van het Goddelijke, van elkaar en van de aarde is de oorzaak van het algemene verval. Wat dus onderscheiden moet worden zijn de existentiële grondwaarden enerzijds en het misbruik dat er recentelijk van gemaakt is anderzijds. Het feit, dat de nazi's het moederschap verheerlijkten, wil niet zeggen dat het moederschap op zich een misdaad zou zijn. Het moederschap was er reeds vóór de nazi's. Zo is het ook met de mens geworteld in "Hemel" en aarde. Het zijn waarden die universeel zijn, onontbeerlijk voor elk menswaardig bestaan.       

Emotionele zelfintegratie

30.
lichtzoekers gij die de duisternis buitensluit
jullie die altijd kinderen willen blijven
het paradijs tegen beter weten in blijven koesteren
bang zijn jezelf aan de wereld te „bevlekken"
luister goed

alles wat je buitensluit hoopt zich dagelijks verder op
bij elke tred gaapt de valkuil wijder open
hoe sterker je denkt te zijn des te zwakker je wordt
tot de dag dat de spanning niet meer te houden is...
plotseling is er dan de omslag

het verloren paradijs is bedekt met wolken
dikke mist belemmert nu je gaan
al je bekende zonneplekjes waar zijn zij gebleven
de duisternis heeft je in bezit genomen
haten kun je iedereen

ben je bereid nu wel je onderwereld in te gaan
om daar je ziel te redden?
alleen „vuile handen" wassen schoon
op naar het licht gaat nu je aangenomen schaduw
hij is je beste vriend

HOME

© 1999 Copyright by Han Marie Stiekema
Last update: 11/19/12